Liefs

Haar venusheuvel doet me denken aan de snuit van een bruinvis. Achterover zit ik in mijn stoel en met mijn ogen dicht teken ik de contouren van haar prachtige lichaam in de ledige lucht. Donker, glanzend haar. Diepbruine ogen, liggend in een prachtig gezicht. Een nog mooier lichaam, tekenend van top tot teen. Maar vooral een prachtige vrouw. Achttien jaar oud. Meisje misschien.

Als een dolfijn beweegt zij zich voort. Speels en toch serieus. Uitgekookt maar goudeerlijk. Zoekende maar altijd trouw. Eigenwijs maar begripvol. Normaal maar bovenal elegant. Soms laat ze me in de steek maar altijd weet ik dat ze terugkomt; soms sleurt ze me mee onder water, maar altijd is het zijzelf die me weer aan het oppervlak brengt; soms put ze me uit om me vervolgens altijd te bevredigen. Het is een prachtige vrouw, meisje misschien.

Haar komst in mijn leven betekent een ander leven. Een leven waarin ik heb geleerd wat echt te waarderen is. Waar ik tot haar verrijking nog het stoere, edoch kansloze, jongetje was dat kwijlde over posters van Britney Spears en spontaan klaarkwam als hij een dure auto zag, ben ik nu, enkele jaren later, een saai, burgerlijk mannetje geworden, dat geniet van de wind door zijn haar, de geur van de zee, en moeder gans die haar donzige kuikens met alle liefde beschermt. Dát is het ware leven. Dát is waar zij mij heeft gebracht.

Natuurlijk is ze meer dan een verrijking. Vaak een droom; soms een nachtmerrie. Een nachtmerrie wanneer ik haar een week niet bij me heb, hoewel ze er altijd is. Een nachtmerrie wanneer mijn leven leeg is. Ik wil geen andere dingen, ik wil haar. Bij haar zijn, haar voelen. Dagen gaan voorbij, dagen waarin ik mijn dingen doe zoals ik dat deed voordat ik haar kende. Dagen die toen normaal leken, maar waar ik nu besef dat ik iets mis. Iets wat mij boven mezelf uit laat stijgen. Jou.

Jij bent alles wat ik wil. En alles wat ik niet wil ben je ook. Jij bent alles.

Dan nu, tot besluit, zal ik mij wenden tot het mooiste dat er is. We fietsen door een provinciaal stadje. Ik fiets tegen een licht wind in, jij zit achterop met je armen om mijn middel. Je maant me voorzichtig te fietsen en je vertelt me dat je me gemist hebt. Je onmiskenbare lach die ik van achter me hoor opzetten. Eén die tegen elke windvlaag indruist. Ik kijk om en zie de wind met je haren spelen. Je maant me opnieuw op te letten en vooral voor me te kijken. Je laat je hand over mijn bovenbeen glijden en plaagt me. Ik richt mijn blik omhoog, kijk naar een strakblauwe hemel met een schitterende zon. Jij volmaakt mij.

Sommigen schrijven een liedje, anderen een gedicht. Ik kan het allebei niet. Maar dit is voor jou geschreven. Alleen voor jou.

Liefs,

Tobias.

Met dank aan Tobbes voor de submit, maar wij vragen ons toch af, waarom? Wie? Venusheuvel als een snuit van een bruinvis?